Bloedgoud feuilleton

Lees hier de eerste bladzijden uit mijn roman ‘BLOEDGOUD’
In boekvorm verschenen bij Uitgeverij Aspekt, juni 2012: Bloedgoud ISBN/EAN 9789461531483
Veel leesplezier!
BLOEDGOUD
Deel 1:  De Kleine Oorlog van Pidlisan
Hoofdstuk nul: EPITAAF
Ik zit in een gat. Het ruikt hier muf, naar zand, droge aarde.
Het is schemerdonker en de geur van zand maakt dat ik meteen een
vreselijke dorst krijg. Bovendien is het door de schuin invallende
zonnestralen die boven mijn hoofd de wanden raken toch warm, benauwd,
hieronder in dit diepe gat. De koelte van het eerste moment, een onverwachte
ontsnapping aan de verzengende tropenhitte van boven, is  langzaamaan verdampt.
Vanaf het moment dat de NPA me onder wild spartelend protest in
dit gat liet zakken, vecht ik tegen een misselijk makende en mijn denken
in alles overheersende angst. Tegen steeds terugkerende paniekaanvallen,
die maken dat ik heel snel ademhaal. Soms hoor ik opeens hoe ik
mezelf hardop toespreek, om me te bedwingen om niet wanhopig en op
een claustrofobisch ongecontroleerde manier tegen de vier meter hoge
aarden wal boven me op te gaan klauwen. Mijn stem klinkt dof en slaat
meteen dood tegen de wanden van mijn gevangenis, die onmetelijk dik
zijn. De aarde zuigt mijn schreeuwen op.
Dan wordt de angst opeens weer zo groot, dat ik het toch ga doen. Ik
hark mijn vingers in de losse aarde boven mij, schop mijn schoenen in
ondiepe instulpingen en bereik slechts dat het zand onder mijn voeten
naar beneden rijzelt en er flinke brokken aarde onder mijn vingers afbreken.
De blauwe rechthoek boven me, opgedeeld in kleinere vierkanten
door een rooster van bamboe, blijft ongenaakbaar ver weg. Ik glijd
naar beneden en val om. Zittend schreeuw ik het uit, tot ik mijn schouders
voel schokken en er warme tranen over mijn wangen beginnen te
stromen. Langzaam, heel langzaam komt het besef dat ikzelf niet meer
meester ben van mijn wandelgangen, maar volmaakt ondergeschikt ben
gemaakt aan de luimen van degenen die me een half uur geleden in dit
gat hebben geduwd.
Mijn huilen is opgehouden, mijn ademhaling regelmatiger en dieper
nu. Wat overblijft is de vreselijke dorst, die alleen maar erger wordtwanneer ik nog af en toe om water schreeuw. Ik kan opstaan, ik kan
zitten, en op mijn rug gaan liggen, en dan is het alsof ik ergens op de bodem
van een kilometers diepe oceaan lig, onder een zuil van water die
in de hemel uitkomt, zodat ik de oppervlakte nooit, nooit meer levend
zal weten te bereiken.
Zelf heb ik geen idee welk een paniek mijn onverwachte aankomst
ondertussen in het kamp van de guerrillero’s heeft veroorzaakt. Een
project van jaren is plotseling in acuut gevaar gebracht, en men heeft
de eerste impuls gevolgd om me maar zo snel mogelijk onder de grond
te stoppen, gauw voordat ik de kans krijg om eens goed rond te zien en
wellicht de ware aard der zaken te ontdekken.
Na lang aarzelen leek de stap om de jungle in te lopen naar het basiskamp
de enige en meest wijze uitweg, weg uit de grendel die het leger
en de mobiele brigades om dit gebied hebben gelegd. Als Guay me niet
de verzekering had gegeven dat de guerrilla me geen haar op mijn hoofd
zou krenken, had ik het niet aangedurfd om mijn vrouw en kinderen
alleen in Pidlisan achter te laten en naar hun kamp te lopen. Maar ik
verlangde er hevig naar om mijn familie in veiligheid te brengen, om dit
hachelijke avontuur achter ons te laten en een veiliger deel van de wereld
te bereiken, waarvan we veronderstelden dat we daartoe behoorden, enkel
en alleen omdat wij daarin allemaal ooit zijn geboren en opgegroeid.
Tot hier reikt dus mijn betrokkenheid met het lot der inheemse volkeren,
de scheidingslijn tussen hun voortbestaan en dat van mijn gezin.
Hier ben ik dus aan de grens gekomen tot waar ik in mijn leven bereid
ben geweest om te gaan. Het toont mezelf pijnlijk duidelijk dat uiteindelijk
ook ik behoor tot het gros der mensen dat hun eigen lot en zekerheid
op de eerste plaats stelt boven de strijd tegen onrechtvaardigheid,
oorlog en geweld.
Geen held dus, toch, die onvoorwaardelijk de kant der onderdrukten
blijft kiezen zoals de werkelijk Groten der Aarde uit de geschiedenis.
Ghandi, Jezus, of Nelson Mandela, om er maar eens een paar te noemen.
Maar die hadden dan ook zelf geen kinderen. Toch?

Leave a Comment